Sinds 1 augustus 2016 ben ik officieel in vaste dienst bij een school voor voortgezet onderwijs in Hoofddorp. Als toezichthouder. Dit houdt in dat ik uren opvang die uitvallen, bijvoorbeeld als een docent ziek is. De klas heeft dan óf werk opgekregen van hun docent, óf ze maken huiswerk, óf ik heb een opdracht voor ze.
Ik geef dus geen eigen vak en ik zie alle vakken voorbij komen. Van een nieuwe paragraaf geschiedenis maken, tot leren voor een proefwerk scheikunde, tot woordjes leren voor Frans. En dit voor alle eerste, tweede en derde klassen. Erg afwisselend dus. En uitdagend. En leuk!
Elke docent doet ook zulke opvanguren en toch viel er nog te veel uit. Toen is er besloten om iemand aan te nemen die alleen zulke uren overneemt. We noemen dat S-uren, Stipuren. Ik leg vaak uit aan een klas dat het geen Speeluur is, maar een Studie-uur.
Met mijn Pabo-achtergrond kan ik pedagogisch prima uit de voeten. Vakdidactisch wat minder, maar ik geef dan ook geen vak, dus ik heb daar niet zoveel mee te maken. Wat ik wel aan vakspecifieke vragen krijg kan ik prima beantwoorden.
Wat ik wel grappig vind, is dat de functie formeel ’toezichthouder’ heet. Dat heeft voor mij alleen wel een erg hoog fluitjesgehalte. In de praktijk ben ik gewoon een ‘s-uur docent’. Dat snappen de leerlingen en dat snappen collega’s. Het enige is dat ik officieel tot het OOP (Onderwijs Ondersteunend Personeel) behoor, en niet tot het OP (Onderwijzend Personeel).
En mooie crossoverfunctie dus, wat mij betreft. In de gangen word ik ‘meneer S-uur genoemd’ (bij gebrek aan het hebben onthouden van mijn naam) en met de regelmatige vraag van leerlingen of ik niet hun vaste vakdocent kan worden, heb ik zeker niks te klagen.
Ingerukt, mars!